Drieploegendiensten
Bij een werkgever op wie de cao metalektro (grootmetaal) van toepassing was, verrichtten de werknemers tot 1 januari 2023 drieploegendiensten. Er was sprake van een vroege ploeg, een late ploeg en een nachtploeg, waarbij de eerste week nachtdiensten werden gewerkt, de tweede week late diensten en de week daarna vroege diensten. Voor het werken in de drieploegendiensten ontvingen de werknemers een ploegentoeslag van 21% boven op hun vaste brutomaandloon.
Noodzaak tot besparen
Als gevolg van de marktomstandigheden was de werkgever genoodzaakt financiële besparingsmaatregelen te treffen. Een daarvan was het terugbrengen van het aantal productielijnen waarbij in ploegendiensten werd gewerkt. De werkgever had na instemming van de OR en de FNV aan de werknemers (allen 60-plus) laten weten dat ze per 1 januari 2023 in de dagdienst moesten gaan werken. Op grond van de afbouwregeling in de cao werd de ploegentoeslag nog tot 1 juli 2023 doorbetaald.
Verworven recht?
Een aantal werknemers was het er niet mee eens en ging procederen. Ze vorderden dat ze weer in ploegendienst mochten werken en dat met terugwerkende kracht de ploegentoeslag werd uitbetaald. Dit omdat ze van mening waren dat het werken in de drieploegendienst een verworven recht was geworden.
Oordeel rechter
Zowel bij de kantonrechter als in hoger beroep bij het gerechtshof vingen ze bot. Het gerechtshof oordeelde dat in de arbeidsovereenkomsten de mogelijkheid van roosterwijzingen expliciet was opengehouden en dat de werkgever onbetwist had gesteld dat bij collega-productiemedewerkers in de afgelopen jaren wel sprake was geweest van wijzigingen in het rooster. Verder houdt de toepasselijke cao de mogelijkheid van overplaatsing uit de ploegendienst naar de dagdienst open. Dit alles zorgde ervoor dat er geen sprake was van een arbeidsvoorwaarde.